De warme wind borstelt als een liefdevolle moeder door mijn loze lokken.
Eind middag, strevend naar avond, ben ik nog jong in die strelende warme wind.
Waar onze knieƫn schrapen aan de stoeptegel en onze ellenbogen onder het krijt zitten.
De avond valt en donker is het terwijl we je moeder horen roepen dat het tijd is om naar huis te gaan.
De lantaarns fluisteren in hun schemeringen.
Hilversum is nog nooit zo stil geweest als aan het einde van dit tijdperk.
Nooit meer buurmeisjes wij.
In de Swammerdamstraat, in het licht van flikkerende lantaarnpalen en een wegebbende zon.
De warme wind aait nog een keer over mijn wang heen en herinnert mij aan het geluk van buurmeisjes.